Het is woensdagochtend. Trump wint de verkiezingen. Tot verbazing van alle media. En ieder mens die de media volgt. Vrijwel iedereen dus. Twan Huys brengt het nieuws met een verslagen blik in zijn ogen. Of het is een normale blik van iemand die de hele nacht heeft doorgehaald. We nemen afscheid van de beoogde eerste vrouwelijke president en we nemen definitief afscheid van het idee dat verkiezingen draaien om inhoudelijke debatten.
Woensdagavond met Pepsi en Shirley naar het concert van Honne. We hebben afgesproken om eerst wat te eten. Pepsi en ik bestellen alvast het een en ander, want we kennen Shirley. ‘Altijd te laat!’, zeggen we tegen de serveerster. Zij moet lachen ‘O dan lijkt ze op mij, ik ben ook aaaaltijd te laat’. Vrolijk loopt ze weg. De illusie dat we op tijd bij het concert gaan zijn, is bij dezen vervlogen. Geruime tijd later vertelt Shirley dat ze in een opwelling een ticket naar Shanghai heeft geboekt, vertrek morgen. Pepsi en ik zeggen dingen als: ‘Stoer! Wat goed! Geweldig!’. En we denken: ‘Morgen al? Wat een takke eind weg!’ en ‘Als ze maar niet te lang wegblijft’.
Het is buiten nat en kil, maar in de concertzaal is het behaaglijk warm. En als Honne de eerste klanken inzet, en zingt ‘I keep you warm on a cold night’ wanen we ons bij een warm kampvuur. Tot iedereen om ons heen zijn telefoon met ledlamp-app in de lucht steekt. Ineens staan we in een felverlichte zaal. Pepsi verlangt terug naar de aansteker.
Als ik vrijdagochtend ontwaak, hoor ik dat Leonard Cohen overleden is. De man met de diepe donkere stem. En de mooie teksten. De man die zong over Marianne, Suzanne en democratie.
Even later zit ik in de auto richting werk. Nog één keer houdt Giel me gezelschap. Na 12,5 jaar stopt hij met zijn ochtendshow. Hij bedankt me voor het luisteren en laat zijn tranen de vrije loop. Ik zet mijn ruitenwissers nog maar een keer aan.
Dan kom ik ’s avonds thuis, moe van deze melancholische week. Ik check mijn telefoon en kijk of er al bericht is van Shirley en Pink en Giel en al die anderen die niet in mijn buurt zijn. Dan hoor ik een vrolijk stemmetje: ‘Kijk mam, ik heb zelf een telefoon gemaakt!’. Kleine man houdt twee plastic bekertjes in de lucht die met een touwtje aan elkaar zijn vastgemaakt. Ik krijg een bekertje tegen mijn oor geduwd. Hij loopt naar de andere kant van de kamer en roept heel hard in zijn bekertje: ‘Hallllooohooooo, hoor je mij?’ ‘Ja!’ zeg ik. En we zijn verbonden. Ik denk dat ik mijn telefoon inruil voor deze.