Ik ga op citytrip met Pepsi en Shirlie. We zoeken altijd een stad waar we nog niet geweest zijn en besluiten naar het Belgische Luik te gaan. De reacties zijn niet aflatend enthousiast:
‘Liège? Bedoel je Luik?
‘Daar rijden wij altijd heel hard doorheen!’
‘Die stad die ooit genomineerd is als lelijkste ter wereld?
Shirlie heeft een tiny house gevonden in het centrum van de stad waar we overnachten. We parkeren in een straat vlakbij. Lege drankflessen, hondenpoep en verlaten schoenen illustreren het straatbeeld. Pepsi heeft haar Guccitas mee en is hiermee ongewild een opvallende verschijning in deze contreien.
Dan staan we voor een vermolmde deur met een bordje dat zegt: ‘tiny house’. Op zo’n moment bedenk je dat vooraf betalen misschien niet slim was, maar achter de deur verschijnt een verassend leuk huisje. Ingericht door onze artistieke landlady Ariane. Er hangen prachtige foto’s, overal liggen kunstboeken en het huisje is van alle gemakken voorzien. Ariane is fotograaf, runt een galerie en een winkeltje met zelfgemaakte hoeden. Een bezige en creatieve bij.
We gaan de stad in, op ontdekking. Het centrum is niet in een opslag mooi te noemen, maar als je goed zoekt, ontdek je prachtige gevels en bijzondere winkeltjes. Zo komen we in een plantenzaak waar de eigenaresse haar planten ‘curiosites vegetales’ noemt. En terecht, de cactustrend is hier begonnen. We halen Luikse wafels bij de beste wafelbakker van de stad en doen een drankje bij café Le Petit Paris. Dit klinkt idyllisch, maar blijkt een louche tent met tafeltjes die plakken. De Franse taal maakt hier alles mooier. La Maison du Kebab klinkt ook chiquer dan het is.
We vinden een boutique met hippe kleding. Shirlie past een jurkje, maar er is hier al een tijd niet gestoft waardoor haar allergie voor huismijt wordt geactiveerd en ze met dikke ogen het pand uitsnelt. Voor het diner hebben we een leuk restaurant gereserveerd. De uitstraling is vintage, maar je kan het ook gewoon oud noemen. Bovendien is het niet de ideale eethouding als je op een poef zit, gebogen over een bijzettafeltje. De kaart blijkt vervolgens alleen uit borrelhappen te bestaan, dus we bestellen croquettes. Ook hier hebben we te hoge verwachtingen van. Ze zien eruit als bitterballen, maar ze blijken gevuld met overjarige stukjes spek. We spoelen ze weg met wijn. Als de Culture Club uit de speakers schalt, kan de avond niet meer stuk. En ik kom er na al die jaren achter dat ze ‘You’re my lover, not my rival, ipv not my bible, zingen.
Om de avond in stijl af te sluiten, gaan we naar een Ierse pub. Echter op dit tijdstip zijn de gasten hier zwaar beschonken. Als er een kruk omvalt en daarna ook een man, besluiten we dat het tijd is om richting tiny house te gaan.
De volgende dag beklimmen we de Montagne de Bueren. Dit is een straat die bestaat uit een 374 treden tellende trap waarmee je 70 meter omhoog gaat. Het is een pittige klim, onze stappentellers maken overuren. Met als beloning een schitterend uitzicht en de zon die de stad een mooie glans geeft.
Zoekend naar een goede lunchtent beseffen we hoe verwend wij in eigen land zijn, met onze mooie huizen, schone straten en op iedere hoek vers gebrande koffie en bananenbrood. Hier moet je zoeken naar de kwaliteit die wij gewend zijn. Niet gek ook, met een werkloosheidsgraad van bijna 25% en een gemiddeld jaarinkomen van 14.000,- moeten de Luikse locals de eindjes aan elkaar knopen en dan drink je geen koffie bij La Barista. Uiteindelijk belanden we in een tentje dat op het eerste oog wat armoedig aandoet, maar een culinair pareltje blijkt te zijn van een familie die liefde in het eten stopt. We eten de lekkerste zalmquiche ooit en hier geen oude spekballen, maar huisgemaakte croquettes du fromage.
Luik is geen stad van pracht en praal. Het is rauw en onontgonnen. Mensen als Ariane, de familie van de zalmquiche en de dame van het plantenwinkeltje maken van Luik Liège. En nog een fijne conclusie: Je kan ons overal neerzetten en wij hebben een fantastisch weekend. Zelfs met overjarige spekballen en Boy George.