Zaterdagavond. Man en ik gaan naar een concert ter ere van de 80ste verjaardag van Philip Glass. Een componist met een voorliefde voor ‘minimal music’. Vooral Man is hier enthousiast over, ik heb zo mijn bedenkingen, maar hé, hij gaat ook met mij mee naar artiesten waar hij nog nooit van heeft gehoord. En dan zegt hij steevast: ‘Ik weet dat het bij jou altijd goed is’. Echte liefde, ik zeg het.
Het is doodstil in de zaal. Als we zitten te wachten tot de muzikanten beginnen te spelen, wil ik nog even de dag doornemen met Man. ‘Sssstttt’, ze zijn al begonnen!’ fluistert hij. Dat vinden we allebei een hele goede grap.
Dan begint het orkestje, bestaande uit 4 saxofoons, 1 synthesizer en een laptop, te spelen. De muziek is letterlijk minimaal. Drie tonen worden minutenlang herhaald. Ik scan de zaal, op zoek naar de nooduitgangen. Man ziet mijn paniekerige blik en fluistert ‘Het duurt maar anderhalf uur hoor’.
Het concert is pas 5 minuten bezig als ik zie dat de man links van mij in slaap is gevallen. Of hij geniet van de muziek met zijn ogen dicht, terwijl zijn hoofd ter hoogte van zijn knieën hangt.
De filmmuziek van Glass is mooi, maar deze avond draait om zijn minimale repertoire. De muziek is als de intro van een d.j. Het begint langzaam met een toon die steeds harder wordt. Bij een d.j. gaat het dan op een bepaald moment los. Niet bij minimal music. Het blijft in de introfase. In mijn beleving is er geen begin, geen midden en na 15 minuten dezelfde toon, vrees ik ook geen einde. Als de muziek opeens stopt, roept iemand in de zaal ‘Hè, hè’. Dat vind ik dan toch lullig voor de muzikanten. Ik dacht dat ik ook wel wat gewend was, omdat ik regelmatig ‘Vrije Geluiden’ kijk, een programma dat vooral *aparte* muziek laat horen. Maar het kan altijd nog aparter.
Ik hoop dat ik kriebelhoest krijg, waardoor mensen het juist waarderen als ik de zaal uitvlucht.
Niet alleen de muziek is minimaal, ook de verlichting. Ik kijk tijdens concerten liever niet op mijn telefoon, maar nu heb ik afleiding nodig. Geruisloos zet ik mijn telefoon aan, waarop de zaal direct maximaal verlicht wordt door mijn scherm. Ik was even vergeten dat ik bij de ticketcontrole mijn scherm op de felste stand had gezet.
De avond ervoor was wel een succes. Toen zat ik bij een uitvoering van Yentl en De Boer. Twee bijzonder muzikale dames. Met liedjes die een begin, een midden en een eind hebben. Die alle toonsoorten aanraken. Die een verhaal vertellen. Dat laatste doet Philip Glass waarschijnlijk ook, maar soms vat je het gewoon niet.
In termen van Yentl en De Boer:
Ik heb een man gekend
Een man die ik niet in een couplet vatten kan
Een man die ik helemaal niet vatten kan