Van bloemen in huis word ik blij. Bij voorkeur een grote bos van dezelfde soort, vers van het land. Nou heb ik het geluk dat mijn woonplaats omgeven wordt door bollenvelden, dus aan bloemen geen gebrek.

Het liefst haal ik ze bij bloemenstalletjes. En dan bedoel ik de authentieke soort. Een houten kar langs de weg of een provisorisch getimmerd hok waarin kratten en emmers staan met net geplukte bloemen. Je kiest de mooiste uit en stopt het geld in het daarvoor bestemde geldkistje, waar meestal een slordig geschreven bordje boven hangt met: ‘Betaal hier aub’. Een kwestie van vertrouwen is het. In de ideale wereld kan dit.

Maar omdat dit niet de ideale wereld is, kan niet iedereen met dit spontane vertrouwen omgaan.

Zo kom ik op een dag bij een van mijn favoriete stalletjes en hangt daar een A4-tje met een foto van een vrouw met een bos tulpen in haar handen. Mede door de slechte kwaliteit van de foto ziet ze er heel crimineel uit. Er staat een tekst bij: ‘Wil deze vrouw terugkomen om haar bloemen te betalen?’. Nou, dan sta je er mooi op. Ik kijk omhoog en zie in de hoek van het houten hutje een camera hangen. Sinds die dag voel ik me niet meer zo op m’n gemak in deze toko. Als ik een bosje pak, doe ik heel opzichtig en met opvallende gebaren (zoals een president doet met een stembiljet) het geld in het kistje, zodat dit goed op de camera komt.

Ook de houten kar op een landweggetje vlak bij mijn huis is doelwit geworden van onbetrouwbare types. Hier heeft de boer ook zijn maatregelen genomen. Boven het geldkistje hangt nu een geplastificeerd bordje: ‘Hier betalen. Wij zijn er niet altijd, maar Hij ziet alles!’. Dit vind ik nog angstaanjagender dan die camera. Vooral dat woordje ‘alles’. Ook hier zorg ik dat ‘Hij’ goed zicht heeft op hoe ik mijn geld in het kistje doe.

Vandaag stop ik bij een kar waar prachtige pioenrozen staan. Ik kijk in mijn portemonnee. Ik heb net genoeg voor 1 bos, maar ik wil er 2. Ze zijn voor mijn moeder, dochter van een bloemenboer, en dan kan ik niet met een lullig bosje aankomen. Voorheen dacht ik dan: ‘De volgende keer los ik mijn schuld wel af’, maar nu ik overal in de gaten gehouden word, lijkt dit me een slecht plan. Net als ik sta te bedenken wat ik zal doen, komt de boer aanlopen. Zijn handen diep weggestoken in zijn overal, zijn pet schuin op zijn hoofd. Ik vraag of ik kan pinnen. Hij glimlacht.
‘Nee mevrouw, dat kan hier niet. Maar komt u hier vaker langs?’
‘Ja’ zeg ik
‘Nou dan komt het wel goed toch. Neem maar mee.’
De boer sjokt verder op zijn klompen en steekt zijn hand op naar me.

Hij doet me denken aan mijn opa, en zijn bloemenstalletje dat ik ken van foto’s. Hoe hij daar staat, lachend, handen diep in zijn zakken, en met een zelf gefabriceerd bord: ‘Bloemen van ’t veld. Zelf plukken.’ Ik fiets door met mijn tas vol prachtige (nog niet afbetaalde) pioenen. Ik hoop dat hij me ziet.  

Share This:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Wil je mijn columns in je mailbox ontvangen?

Voer dan hier je emailadres in:

Eerdere columns
Lees en luister
Muziek, (sterke) verhalen, toevallige gebeurtenissen, kunst, boeken, en nog meer muziek...
Columns in je mail

Bericht ontvangen als er een nieuwe column verschijnt? Vul hier je emailadres in: