Ik neem plaats in een 4-zits, naast twee dames van ruim 70 schat ik. De leeftijd van mijn moeder, maar ze doen me meer aan mijn oma denken. Haren stijf in de krul, dikke huidskleurige pantys en brillen van de lokale opticien die nodig met pensioen moet. Het zijn vriendinnen schat ik in. Al heel lang. Een ervan voert de boventoon. Dat heb je vaker met vriendinnen. Ik val midden in hun gesprek over ‘de kleinkinderen van tegenwoordig’.
‘Het is niet te geloven’
‘nee, niet te geloven’
‘Ze zeggen gewoon je en jij tegen me. Ik heb ze nog nooit u horen zeggen tegen iemand. Ze leren niet hoe het hoort hè. Nou ik zeg het je, het is niet goed hoor.’
‘Nee, zeker niet’ ‘
En op school, wat denk je, ze noemen de juf bij de voornaam. Niks Juf of Meester. Het is Anneke en Peter en Linda.’
‘Zeggen ze er dan niet juf voor?’
‘Ja dat wel, maar toch. Ik vind het niet kunnen. En het is allemaal begonnen tijdens die Flower Power hè. Alles kon, alles mocht. En daar krijg je dit van.’
‘Ja, dat zou kunnen’
‘Ze leren niet meer hoe het hoort’
‘Nee, zeg dat’
‘En laatst hoorde ik mijn zoon vragen aan zijn jongste ‘Hoe laat kom je thuis?’ Die ene zin zegt ALLES.’
‘Ja?’
‘Ja natuurlijk! Je vráágt niet aan je kind hoe laat hij thuis komt, je zègt hoe laat hij thuis moet komen!’
‘O ja, da’s waar’
Glimlachend staar ik naar buiten. Wat een types, dit kan ik niet serieus aanhoren. En wat doe ik, stiekem denk ik er toch over na hoe vaak mijn kinderen ‘u’ zeggen. Niet vaak. En de juf, ja die noemen ze juf Linda. Ik zeg dan weer wel hoe laat ze thuis moeten komen (puntje voor mij), alleen begeven mijn kinderen zich vaak in een andere tijdszone. Ach, ik kan er eigenlijk niks aan doen, het is mis gegaan tijdens die Flower Power hè.
‘Dames, vervoersbewijzen alstublieft!’ De conducteur onderbreekt het gesprek en mijn gedachten. De ene oma laat haar meereiskaart zien terwijl de ander, die met het hoogste woord, naarstig in haar tas zoekt naar haar vervoersbewijs. Haar wangen lijken iets te kleuren. De conducteur glimlacht kalmpjes naar haar. Ze zoekt paniekerig verder terwijl hij alvast een stukje doorloopt. Ze wappert even later met haar ov chipcard. Hij neemt de moeite niet meer om terug te lopen en roept nog vriendelijk ‘prettige reis jongedames!’ Ik zie hem denken: ‘Die schattige oma’s toch!‘
Grijnzend buigt de oude tang voorover naar haar vriendin, die haar vragend aankijkt. ‘Heeft ie mooi niet gezien dat ik niet ingecheckt heb!’ zegt ze lachend. ‘O vlug, kijk naar buiten, we komen langs de bollenvelden, pikken we dat ook mooi nog even mee!’