Vriendin Cé en ik gaan naar het theater. Naar een voorstelling over Josephine Baker, een vrouw met een uitzonderlijk leven.

Als we de schouwburg binnenkomen verzucht Cé: ‘Ja hoor, we zijn wéér de jongsten’. Ik kijk om me heen, en inderdaad, grotendeels grijze koppen en kromme lichamen. Dit is toch vaak het geval als wij naar een voorstelling gaan. Nu zal een voorstelling over een vrouw die al dood was voordat wij geboren waren ook niet het jongste publiek trekken. Feitelijk zijn wijzelf ook niet meer zo jong, over een tijdje blenden wij gewoon in deze doelgroep.

Na een drankje gaan we richting zaal, wij zitten in de Baignoire. Dit klinkt veelbelovend chique. We ploffen in de rode stoelen, draaien onze blik richting podium en wat blijkt, ik zit recht achter een pilaar. Niet iets links of rechts ervan, nee RECHT achter een pilaar. ‘Wát, dit is toch niet waar?!’ roep ik. Cé kijkt geschokt: ‘Neejoh, dat kan toch niet’. Ik kijk om me heen. Ben ik de enige met zo’n plek? Waarom staat hier überhaupt een stoel? Heb ik hier serieus € 40,- voor gedokt? Dit moet een misverstand zijn! Ik kijk naar links en zie dat Cé inmiddels onder haar stoel ligt van het lachen. In tijden van nood moet je haar niet bellen.

Ik besluit te gaan klagen. In de foyer spreek ik een medewerker van de schouwburg aan en vertel haar dat er iets is misgegaan, want ik zit achter een paal. Ze antwoordt laconiek: ‘Ja dat klopt, u heeft een tweederangskaartje’. Ik zeg: ‘Ja, dus?’ ‘Dat betekent dat u tweederde zicht heeft op het podium mevrouw’. ‘Dus ik betaal € 40,- om de hele avond tegen een paal aan te kijken? Ze haalt haar schouders op: ‘Misschien kunt u een beetje naar rechts buigen en er langs kijken?’. Meent ze dit nou? Ik keer verontwaardigd terug naar mijn plek, Cé veegt net de tranen uit haar ogen. De voorstelling begint. Ik probeer te genieten en de paal los te laten, maar dat is best moeilijk als deze midden in je gezichtsveld staat.

We verwachten veel van dit stuk. Het leven van Josephine Baker is enerverend, heldhaftig en tragisch. Ze was danseres, zangeres, luitenant, spion, activist en moeder. Hier herkennen wij onszelf in grote mate in. Kortom, alle ingrediënten zijn aanwezig voor een meeslepend stuk. Maar we belanden in een revue-achtige musical, compleet met gesprekken die half gezongen worden en 6 dansers met nepsnorren. De actrice is mooi en kan prachtig zingen in haar moerstaal, maar haar Franse uitspraak is minder fraai. Niet dat ik zelf als een geboren Française klink, maar daarom zit ik ook achter deze paal ipv op het podium. Mijn docent Frans zei vroeger tijdens de les steevast: ‘We gaan nu even horen hoe je dit níet moet uitspreken!’ en dan wees hij naar mij. In deze tijd zou hij natuurlijk ontslagen worden, maar toen kon je dat soort dingen nog gewoon zeggen als docent.

Af en toe roept Cé ‘Wat een mooie jurk’ en dan moet ik wachten tot Josephine drie stappen opzij doet voordat ik haar ook kan bewonderen. Als het pauze is, overweeg ik serieus te vertrekken. Cé wil blijven, maar hoopt wel dat het niet nog anderhalf uur duurt. Dan komt er een vrouw naar ons toe en vraagt of er nog een plek vrij is bij ons in de rij. Ik wil haar mijn stoel aanbieden, maar Cé vindt dat niet kunnen. Dus ik blijf zitten waar ik zit.

Ik denk aan Josephine die in haar leven vaak als tweederangs werd behandeld. Die een plek ergens achteraf kreeg, als ze al binnenkwam. Maar dat liet haar niet weerhouden om een wereldster te worden, op de barricades te stappen voor haar medemens en 12 kinderen te adopteren. Respect. En met die paal heb ik wel weer een verhaal.

Le voir un jour
C’est mon rêve joli
J’ai deux amours
Mon pays et Paris

Share This:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Wil je mijn columns in je mailbox ontvangen?

Voer dan hier je emailadres in:

Eerdere columns
Lees en luister
Muziek, (sterke) verhalen, toevallige gebeurtenissen, kunst, boeken, en nog meer muziek...
Columns in je mail

Bericht ontvangen als er een nieuwe column verschijnt? Vul hier je emailadres in: